
Jurisprudentie
AP0378
Datum uitspraak2004-05-28
Datum gepubliceerd2004-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers144001 WM 04-39
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers144001 WM 04-39
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Wet Mulder: kantonrechter vernietigt bekeuring die is opgelegd aan waarnemend huisarts, die haar auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats die is gereserveerd voor voertuigen die in gebruik zijn bij de (groeps)huisartsenpraktijk.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Heerenveen
BESCHIKKING BEROEP "WET MULDER"
Beschikkingsnr.: 66474431
Kantonnummer: 144001 WM 04-39
De kantonrechter te Heerenveen:
Gezien het beroepschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften ("Wet Mulder"), van
[appellante], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen appellante,
gemachtigde: mr W.J.Th. Bustin, advocaat te Leeuwarden,
tegen de beslissing van de officier van justitie van 18 december 2003, die de stukken in deze zaak op 26 februari 2004 ter kennis van de kantonrechter heeft gebracht en waarvan de behandeling heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 14 mei 2004.
Appellante was ter zitting vertegenwoordigd door haar voormelde gemachtigde.
De officier van justitie was vertegenwoordigd door de parketsecretaris H. Luiken.
Gezien de stukken in deze zaak, waaronder het zaakoverzicht en de bestreden beschikking van de officier van justitie, van welke stukken de inhoud als hier overgenomen moet worden beschouwd;
DE VERBODEN GEDRAGING:
De verboden gedraging betreft "parkeren op parkeergelegenheid terwijl voertuig niet tot aangegeven categorie of groep van voertuigen behoort" (feitcode R 397d), gepleegd op 22 oktober 2003, om 11.03 uur, aan het Burgemeester Kuperusplein te Heerenveen, gemeente Heerenveen, met een personenauto, gekentekend [kenteken].
De opgelegde sanctie bedraagt € 40,-, voor welk bedrag door appellante zekerheid is gesteld.
GRONDEN:
Appellante bestrijdt de juistheid van de beslissing van de officier van justitie met de stelling (kort samengevat en voorzoveel van belang), dat zij ter plaatse mocht parkeren omdat zij als waarnemend huisarts op de woensdagen verbonden was aan de groepspraktijk huisartsen, welke is gevestigd aan het Burgemeester Kuperusplein te Heerenveen en voor welke praktijk op het aan dit plein ingerichte parkeerterrein een aantal parkeerplaatsen is gereserveerd. Appellantes auto was weliswaar niet voorzien van het esculaapteken, maar dit is geen specifiek herkenningsteken voor huisartsen, maar voor de artsenij in het algemeen. Uit de wet vloeit geen verplichting voort om een auto van een zodanig (ken)teken te voorzien.
De gemachtigde van appellante heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, een aantal stukken overgelegd. Daarnaast heeft hij ter zitting nog een aantal stukken getoond en meegedeeld dat ook uit de in de auto aanwezige sticker van de verzekeringsmaatschappij moet worden afgeleid dat het in casu ging om een door een arts gebruikte auto, omdat de betreffende verzekeringsmaatschappij slechts voertuigen van medici verzekert.
BEOORDELING:
De kantonrechter beoordeelt het beroep als volgt. Het is de kantonrechter uit eigen wetenschap bekend, dat op het Burgemeester Kuperusplein te Heerenveen binnen het gedeelte dat als parkeerterrein is ingericht, een aantal plaatsen is gereserveerd voor de aan dat plein gevestigde groepspraktijk. De betreffende plaatsen zijn herkenbaar door middel van op de reservering gerichte bebording (model E9 met een onderbord).
De tekst van het onderbord wijst er op, dat deze betreffende parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor voertuigen welke in gebruik zijn bij de huisartsen werkzaam in de groepspraktijk.
Met (de gemachtigde van) appellante is de kantonrechter van oordeel, dat aan appellante op onterechte gronden een sanctie is opgelegd terzake van het parkeren van een niet tot de aangegeven categorie of groep voertuigen aangegeven voertuig. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het bord E9 heeft in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (verder: RVV 1990) de omschrijving "Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders". De ter plaatse aangebrachte borden E9 tonen geen categorie of groep voertuigen zoals dat als omschrijving van de aan appellante verweten gedraging in het zaakoverzicht is opgenomen (gerelateerd aan feitcode R 397d en het bord E8). Voorts mag blijkens het door het ministerie van justitie ten dienste van de politie uitgegeven "feitenboekje" een gedraging die betrekking heeft op bord E9 slechts worden gebruikt indien zekerheid bestaat dat geen vergunning is afgegeven.
Uit niets blijkt evenwel, dat het zeker is dat aan appellante geen vergunning was afgegeven om van de betreffende parkeerplaats gebruik te mogen maken.
Gelet op hetgeen door (de gemachtigde van) appellante naar voren is gebracht -en door (de vertegen-woordiger van) de officier van justitie ook niet weersproken- is voldoende vast komen te staan, dat appellante op het moment dat zij haar auto had geparkeerd op de betreffende gereserveerde parkeer-plaats daartoe gerechtigd was, nu zij op de woensdagen, en ook op woensdag 22 oktober 2003, als waarnemend huisarts werkzaam was in de groepspraktijk.
De officier van justitie heeft in de motivering op zijn beschikking van 18 december 2003 overwogen, dat ten tijde van de gedraging op en in het voertuig geen esculaapteken aanwezig was en dat er ook geen andere zaken waarneembaar waren waaruit kon worden vastgesteld dat het voertuig op het moment van de controle terecht op de gereserveerde parkeerplaats stond. Deze overweging is gebaseerd op de inhoud van het schrijven van Parkeer Combinatie Holland B.V. te Heerenveen van 12 december 2003, opgesteld door de verbalisant [y]. Nog afgezien van het feit dat deze overweging, welke klaarblijkelijk tot de bestreden beslissing van de officier van justitie heeft geleid, door (de gemachtigde van) appellante is weersproken, is de kantonrechter van oordeel dat geen wettelijke grond aanwezig is die zou verplichten tot het voeren van een bepaald (ken)teken tot herkenning van een voertuig dat door de groepspraktijk wordt gebruikt, en dus dat hetgeen de officier van justitie hieromtrent heeft overwogen, niet opgaat.
Bovendien moet, in het licht van het bovenstaande, geconcludeerd worden dat onjuist is hetgeen aan appellante wordt verweten: het aan appellante gemaakte verwijt is, zoals gezegd, gerelateerd aan bord E8. Gelet op de ter plekke aanwezige bebording en het relaas van de verbalisant [y] in zijn brief van 12 december 2003 had aan appellante de gedraging met de feitcode R 397i (parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders zonder dat voor het voertuig een vergunning was verleend) moeten worden verweten. Hierbij zij wel aangetekend dat het al dan niet voeren van een esculaapteken niet als een vergunning voor de huisartsen uit de betreffende groepspraktijk kan worden beschouwd om op de desbetreffende plaats te mogen parkeren. Met (de gemachtigde van) appellante is de kantonrechter van oordeel, dat het esculaapteken mag worden gebruikt door de artsenij in het algemeen, en dat dit teken niet expliciet is voorbehouden aan huisartsen, laat staan aan huisartsen werkzaam bij deze groepspraktijk. Anderzijds is hetgeen door de gemachtigde van appellante ter zitting is gesteld rond het gebruik van de sticker van de verzekeringsmaatschappij evenzeer onjuist: ook hieruit blijkt niet dat het gaat om een voertuig dat door een huisarts uit de groepspraktijk wordt gebruikt.
Uit dit alles volgt, dat het beroep gegrond zal worden verklaard, terwijl tevens bepaald zal worden dat het door appellante betaalde bedrag aan zekerheidstelling aan haar moet worden gerestitueerd. Met betrekking tot de terugbetaling van voormeld bedrag van € 40,- overweegt de kantonrechter, dat het als redelijk moet worden beschouwd dat bedoeld bedrag binnen veertien weken na de verzending van deze beschikking aan appellante wordt terugbetaald.
BESLISSING:
DE KANTONRECHTER:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justi-tie;
Vernietigt de initiële beschikking;
Bepaalt dat het door appellante betaalde bedrag aan zekerheid-stelling aan haar moet worden terug-betaald en wel binnen veertien weken na de verzending van deze beschikking.
Aldus gegeven en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2004 door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
VERZONDEN OP:
37